Isaiah 31

1Wee dengenen, die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen op paarden, en vertrouwen op wagenen, omdat er vele zijn, en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op den Heilige Israëls, en zoeken den Heere niet.
 dengenen, Dit deden die van Jeruzalem.
,
 om hulp Te weten, tegen Sanherib, den koning van Assyrië; vergelijk 2Ki 18:21 , 2Ki 18:24 .
,
 op paarden, Versta, de sterke paarden van Egypte gelijk blijkt vs.3.
,
 zien niet Zie boven Isa 29:19 .
,
 zoeken Te weten met het gebed, of raadvragen Hem niet.
2Nochtans is Hij ook wijs, en Hij doet het kwaad komen, en trekt Zijn woorden niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, en tegen de hulp dergenen, die ongerechtigheid werken.
 Hij Te weten de Heere.
,
 ook wijs, Niet weiniger maar meer dan gijlieden, alsof de profeet zeide: de Heere weet wel hoe Hij zijne gerichten en bedreigingen zal in het werk stellen, ofschoon de Joden allerlei middelen bedenken om te ontkomen; waren zij wijs, zij zouden Hem raadvragen.
,
 kwaad komen, Dat is, straffen, ongeluk over de ongehoorzamen.
,
 trekt Zijn woorden Maar Hij doet wat Hij dreigt.
,
 tegen het huis Dat is, tegen de goddeloze en ongehoorzame Joden.
,
 tegen de hulp Versta, de Egyptenaars, die de Joden zouden tehulp komen.
3Want de Egyptenaren zijn mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, en geen geest; en de Heere zal Zijn hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt, zal nedervallen, en zij zullen al te zamen te niet komen.
 uitstrekken, Of, toewenden, neigen.
4Want alzo heeft de Heere tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw, en een jonge leeuw over zijn roof brult, wanneer ook een volle menigte der herderen samengeroepen wordt tegen hem, verschrikt hij voor hun stem niet, en vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de Heere der heirscharen nederdalen, om te strijden voor den berg Sions en voor haar heuvel.
 een volle menigte Of, een groot getal. Hebreeuws, de volheid der herders; dat is, al wat er voor herders omtrent zijn.
,
 vanwege Of, omdat hunner een groot getal is. Anders: vanwege het gewoel.
,
 nederdalen, Te weten uit den hemel.
,
 om te strijden Te weten tegen de Assyriërs.
,
 voor den berg Sions Dat is, voor Jeruzalem, of voor zijn volk. Zie de vervulling 2Ki 19:35 . Anders: op den berg Zion.
,
 voor haar heuvel Of, op haren heuvel. Versta hier door dezen heuvel den berg Moria, op welken de tempel stond. Hij wordt genoemd een heuvel van Zion, omdat hij lager of kleiner is dan de berg Zion, waarop de stad Davids lag.
5Gelijk vliegende vogelen, alzo zal de Heere der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen, doorgaande zal Hij haar ook uithelpen.
 Gelijk Anders: gelijk de vogelen [rondom hun nest] vliegen; te weten om dat te beschermen.
,
 doorgaande Of, voorbijgaande, of overspringende. In het Hebreeuws is hetzelfde woord waar pascha, of doortocht, van komt. Versta dan dit alzo: Hij zal de Assyriërs in korten tijd verdelgen, te weten in een nacht, gelijk Hij eertijds de Egyptenaars gedaan heeft; Exo 12:12 , enz.
,
 Hij haar Of, zal hij hen; te weten de burgers van Jeruzalem.
6Bekeert u tot Hem, van Denwelken de kinderen Israëls diep afgeweken zijn.
 Bekeert u Of, keert weder; te weten, gij afvalligen onder de Joden.
,
 tot Hem, Te weten tot den Heere, dien gij grotelijks vertoornd hebt.
,
 van Denwelken Hebreeuws, die de afwijking, of afval diep gemaakt hebben.
,
 diep afgeweken zijn Dat is, zeer wijd, ver.
7Want te dien dage zullen zij verwerpen, een ieder zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, welke u uw handen tot zonde gemaakt hadden;
 te dien dage Te weten, als hun de Heere tehuiszoeken zal door de Assyriërs, komende om hen te bekrijgen.
,
 verwerpen, Dewijl zij zullen zien en bevinden dat zij zich niet helpen kunnen.
,
  zijn zilveren afgoden . . . zijn gouden afgoden Hebreeuws, de afgoden zijns zilvers en de afgoden zijns gouds; gelijk Isa 30:22 .
8En Assur zal vallen door het zwaard, niet eens mans, en het zwaard, niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor het zwaard vlieden, en zijn jongelingen zullen versmelten.
 Assur Dat is, de Assyriërs.
,
 niet eens mensen, Maar door het zwaard van den engel; zie 2Ki 19:35 .
,
 voor het zwaard Te weten voor het zwaard van den engel. Hebreeuws, voor het aangezicht des zwaards.
,
 zullen versmelten Hebreeuws, zullen tot smelting zijn; dat is, het hart in het lijf zal hun beven en versmelten van angst en vrees.
,
 * Eenigen vertalen dit 8 vs. aldus: Dan zal Assur door het zwaard vallen niet een machtigen mans, en het zwaard niet eens gemenen mans zal hen verteren; maar hij zal voor het zwaard, [dat is, van vrees voor het zwaard] vluchten, en zijne jongelingen zullen op schatting gebracht worden.
9En hij zal van vreze doorgaan naar zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken, spreekt de Heere, die te Sion vuur, en te Jeruzalem een oven heeft.
 hij zal van vreze Te weten de koning van Assyrië.
,
 naar zijn rotssteen, Of, tot zijn rotssteen; dat is, hij zal naar zijn vaste stad Nineve vluchten, zie 2Ki 19:36 . Anders: en hun rotssteen zal van vrees wegtrekken.
,
 voor de banier Dat is, voor het teken des strijds, hetwelk hun de engel geven zal. Of, voor een opgeworpen banier vervolgen zal.
,
 verschrikken, Of, nedervallen, of vernield worden.
,
 die te Sion Dat is, die te Zion woont en te Jeruzalem zijne huishouding heeft; en die derhalve niet lijden zal dat de Assyriërs hem daaruit zullen stoten.
Copyright information for DutSVVA